top of page

2

Mijn naam is Juffrouw Isabella Van Butzeele.

Ik woonde hier van 1693 tot 1722, aan de rand van de grote weide, waar u nu zit, in het Convent Ter Liefde. Ik keek graag op uit mijn arbeid, in die jaren, al zag ik toen geen grasveld met bomen. In 1262 mochten we van Margaretha van Vlaanderen, een van onze beschermvrouwen, onze dode zusters dicht bij ons begraven. We kregen ook een eigen kapel, daar staat nu de kerk. Zo konden we voor al onze missen binnen de eigen muren blijven. We waren nogal onafhankelijke geesten, wij begijnen.

Dus toen ik opkeek uit mijn werk, hier aan de grote weide, bad ik voor de nagedachtenis van mijn voorgangsters, wier graven ik uit het raam kon zien. Ik bad ook voor gewone mensen, want parochianen die bij ons ter kerke traden, mochten hier ook hun laatste rustplaats vinden. Zo streng waren we nu ook weer niet. 

In de Franse tijd, meer dan tweehonderd jaar geleden, moest het kerkhof verdwijnen. De Fransen waren niet happig op religieuzen. Ze vonden ons nutteloos. Gelukkig hadden we hier een verpleegtehuis, daarom mochten we blijven. Maar de grafstenen werden wel geruimd, ook de mijne, want ik was toen al zeventig jaar dood. 

Koeien graasden vanaf toen waar ooit kruisen stonden. Nuttig, voor melk, vlees, leer. Dat konden we goed gebruiken, in het verpleegtehuis.

Vandaag willen de bewoners van ons hofje het weiland omtoveren tot een wilde bloemenweide. Dat vergt geduld. Ieder jaar laten ze het veld een paar keer maaien. Het gras halen ze weg, zodat de bodem verarmt en er allerlei boeiende plantjes opgroeien. Zeldzame orchideeën, mossen die het graag bescheiden houden maar even bijzonder zijn, en heel veel ander groen. Het doet me goed.

Blijf dus op de paden, beste bezoekers. Laat ook uw trouwe viervoeter aan de leiband. Luister naar het vogelgezang, de zoemende insecten. Denk aan al het leven dat hier kwetsbaar ontspringt. Denk misschien ook even aan mij. Want ja, ik slaap hier, met zo vele anderen, nog altijd in de aarde.

bottom of page